vrijdag 1 april 2011

Honderd en één bonte koeën


Mijn 101ste post! Een goede gelegenheid om even in het verleden te duiken met een verhaaltje dat ik zes jaar geleden schreef. Er is niet veel veranderd sindsdien...

HEEFT U EVEN TIJD?

“Heeft u even tijd, mevrouw?” De twee gaatjes in het karton vielen me meteen op. Vierkantjes die met veel fantasie ovalen werden waarachter guitige ogen me aankeken. Het moest een jonge man zijn, misschien een student. Alleszins een idealist die glimlachend zijn vrije zaterdag wilde opofferen aan “een betere wereld”. Een struise dame enkele meters verderop mompelde: “Wat een onzin! !” Haastige hakken.
“ Juffrouw?” Weer die ogen. Ik wendde vlug mijn blik af.
“ Jaja” knikte ik vlug. Het was eerder een excuus dan een antwoord. De jongen droeg een uier ter hoogte van zijn buik. De tepels stonden stijf vooruit. Het roze plastic glansde. Twee horens op zijn hoofd waren wat scheefgezakt. Zijn pak was wit met zwarte vlekken.
“ Heeft u zich wel eens vragen gesteld?”
“ Hoe bedoelt u?”
“ Of u wel eens stilstaat bij de lijdensweg van dieren, vooraleer deze in verwerkte vorm op uw bord terechtkomen? Kijk, we hebben een enquête die …”
Ze waren met z’n drieën, twee koeien en 1 stier. Over een bank hadden ze een bedsprei gelegd. “Go Veggie!” stond erop in tranende inktletters. Ik zuchtte. Ach, ik had er wel eens over nagedacht. En inderdaad, ik stelde me soms wel vragen…vroeger…
De twee bruine ogen bleven me aanstaren.
Gerommel in mijn maag. Mijn ogen zochten mijn horloge. Nog 2 minuten Ik was op weg geweest naar een restaurant met een blauwe voorgevel. Iets met een Franse naam. Mijn baas zou er wachten om 17u.
“ Sorry jongeman, ik heb haast.” Ik wilde verdergaan, maar zijn zwarte hoef hield me tegen.
“ Wilt u misschien toch even tekenen?” De ogen waren plots heel dichtbij. Mijn neus raakte bijna zijn brede snuit. Er golfde een vreemde siddering door mijn ledematen. Alsof binnenin het tienermeisje van vroeger weer in opstand kwam. Ze had me betrapt. Ik klemde de aangereikte balpen vast.
“Jaja, zeg maar waar ik moet tekenen!” Ik zag een glimp glimlach door de grote neusgaten. “ Animal rights” stond boven aan het blad. Het werd een snelle krabbel, waarvan de inkt in de twee volgende vakjes verder liep.
“ Dank u wel.” Vergiste ik me of knipoogde hij door het masker heen? “ Geen dank” antwoordde ik vlug. Mijn ogen zochten een blauwe gevel. In de verte luidde een kerkklok vijf keer. Ik zou te laat zijn.

“ La cuisine en blue” zat afgeladen vol. Van achter de hoofden maakte een hand een wuifgebaar. Mijn baas. Het was acht minuten over vijf toen ik tegenover hem ging zitten.
“ Excuseer me, maar ik werd onderweg opgehouden door dierenactivisten. Het zal niet meer gebeuren.” Ik had hem nooit echt gemogen. De verwijtende blik achter z’n brilglazen, het geroffel van zijn geveilde nagels op het tafellaken, de manier waarop hij de menukaart onder zijn wijsvinger liet doorglijden…
“Gezwans is het” zei hij plots. hij tuitte zijn lippen naar voren alsof hij zijn eigen woorden wilde kussen.
“ Bevalt de kaart u niet, Meneer Jaques?” vroeg ik vlug, hopend dat zijn commentaar niet op mijn late aankomst was bedoeld.
“ Nee, die activisten. Geleuter midden op straat…het zou verboden moeten worden. Alsof we niets beters te doen hebben dan piekeren over de pijn van het zwijn…haha…de pijn van het zwijn.” Ik lachte flauwtjes mee. Daar was de siddering weer.
“ Maar goed, laten we geen tijd verspillen aan gekken. Bestel liever. Twee keer het dagmenu met entrecote licht gebakken met garnering. In orde voor jou? Sonja?” De ober noteerde ijverig De pen kwispelde tussen zijn vingers. Kwispelen. De koe had ook een staart gehad.
“Sonja? Entrecote? Ok?” Ik keek op. Entrecote. Entre-Cote. Tussen-rib. Het stukje vlees en bloed tussen de koeienribben. Eerst werd de koe opengereten, het vel uitgespreid en de ingewanden opzij gelegd. Bloed. Roodgekleurde ribben met flarden spierweefsel. Bloed en de botten breken om het felbegeerde stukje vlees te vinden.
“Sonja, gaat het? “ Mijn blik volgde de ober. Iets in mij wilde hem tegenhouden, de pas afsnijden toen hij de keuken binnenging, de mond snoeren op het moment dat hij “Deux fois le plat du jour avec entrecote” riep.
“ Sorry Meneer Jacques, ik voel me inderdaad wat misselijk.” Mijn ogen zochten een toiletdeur. “Excuseert u me even?”

Koel water in mijn gezicht. Ik leunde voorover boven de lavabo. Een wat oudere dame bekeek me vanuit haar ooghoeken en verdween fronsend in het toilethokje. Wat was er in godsnaam met me aan de hand? Mijn spiegelbeeld had me in jaren niet meer zo zorgelijk aangestaard. Ik dacht in vlekjes. Koeienvlekjes en bruine ogen. De gedachte aan vlees deed me enkel walgen. De geur van bloed, van angstige ogen zonder glans, dood. Vooral dood. Ook ik was bang om te sterven, om zomaar van de aardbol weg te worden geplukt door een anoniem “niets”. Ook ik probeerde de gedachte van me af te schudden,.. door op te gaan in de drukte… geen tijd te maken om te denken… Leven, werken, slapen, drinken en eten. Daar was ik het kleine meisje verloren. Het kind met de paardenstaartjes dat lieveheersbeestjes temde. De onschuldige vastberadenheid in mijn stem aan tafel. Middagmaal na middagmaal… “Nee, ik wil niet! Ik eet geen lijken! Geen mensen en geen dieren! Nu niet, nooit!” De uren op mijn kamer, alleen met een lege maag en de nagalm van verwijten in mijn hoofd, waren bedoeld om me “wijzer” te maken. Het was hen gelukt. Ze hadden mijn wilskracht verstomd, verdoofd voor jaren
.
“Mag ik?” De dame kwam het hokje uit en reikte nu haar handen uit naar de lavabo. Ik stond mijn plaats af. Om mezelf een houding te geven keek ik naar mijn horloge. Kwart voor zes. Binnen stond de entrecote vast al te dampen…. ik wilde niet… maar kon mijn baas toch niet zomaar laten wachten… Uiteindelijk stapte ik tegelijk met de dame het toilet buiten.

Daar stond hij, in het midden van het restaurant. Ik herkende zijn uier, zijn vlekken, zijn staart,… Het levensechte masker had hij op een tafeltje naast zich gelegd Zijn haar zat in een paardenstaartje. Zijn mond (perfect menselijk, met een stoppelbaardje eronder) spuwde woorden. De kelner probeerde hem weg te duwen. Af en toe kon ik een woord opvangen. “dood vlees…. dierenleed… foie gras… kistkalveren… barbaarse slachtingen…”. Enkele klanten hezen zich recht en vormden een halve kring rond de “loeiende menskoe”. Ook ik.
Een tweede kelner kwam aangelopen.
“ Excusez-moi, mais vous devez sortir, sinon on appelle la police”
« Laat me alstublieft uitspreken. Waar is de eigenaar?” De bruine ogen probeerden zich vast te klampen. Enig teken van steun of begrip. Enerzijds wilde ik mijn ogen afwenden, anderzijds kon ik hem niet loslaten. Die pijn achter zijn netvlies… als een koe door een blinde menigte naar de slachtbank werd geleid.
«  Wat is her probleem hier?” Het was mijn baas. Zijn adem stonk naar Entre-cote. Als een officier had hij de handen in de zij geplant en doorboorde de activist met zijn blik.. .
“We hebben een enquête georganiseerd. U mag de petitielijsten bekijken…” Hij zwaaide met enkele vellen. In het midden ontdekte ik mijn handtekening inclusief inktvlekken.
“ Petitie… petitie… gezwans is het. Dit doe ik ermee!” Snippers vielen op de vloer. De bruine ogen werden spleetjes, die zich dan weer vermanden door strak voor zich uit te kijken. De staart kwispelde niet meer.
“ Kom Sonja, we laten ons eten niet koud worden door zo’n aansteller.” Ik volgde elke beweging van de vlekjes. Hoe zijn handen de snippers bij elkaar veegden, hoe hij zich langzaam oprichtte, hoe hij nog wat wilde zeggen, maar zijn woorden weer inslikte, hoe zijn hoeven het restaurant uit werden gejaagd, de staart tussen de poten.
“ Sonja?” Ik draaide me om naar mijn baas. Hij stond al bij ons tafeltje. Bij de verdoemde entrecote… Het bord grijnsde. Ik wilde weg. Net op dat moment zag ik het koeienmasker. Het was op één van de tafeltjes blijven liggen. Goedkoop karton met gaatjes en vingerverf…Een kelner wilde het opruimen, maar ik was hem voor.
“ Neemt u me niet kwalijk Meneer Jaques.” Nog voor hij kon antwoorden grabbelde ik mijn jas en rende naar buiten. Het masker klemde ik stevig onder mijn arm. Het was zes uur. De winkelstraat sloot zijn luiken. Elke wegtikkende seconde werden er in ons land 8 dieren vermoord. Ik holde weg bij die gedachte en zag in de verte nog net een gevlekte staart om de hoek verdwijnen.


Thanks for visiting!