zondag 31 augustus 2008

Eekhoorntjes en natte voeten in UBC

Lieve vriendjes zo ver weg en toch zo virtueel dichtbij,

Ik schaam me diep dat ik jullie niet eerder iets heb laten weten. Ironisch eigenlijk, toen ik in een ontwikkelingsland woonde kon ik meer en makkelijker online komen dan hier in het continent van wolkenkrabbers, High Tech en Bill Gates. Sterker nog, eergisteren ben ik zelfs bij de Microsoft hoofdgebouwen in Seattle/ Redmond geweest. Niet als een toerist, maar om er een coffeemate te brengen die de man van mijn Egyptische vriendin thuis vergeten was. Maar ik wijk af. Wat ik jullie eigenlijk wil zeggen is dat ik jullie ondanks de stilte waarmee ik wegvloog, heel erg mis.

ikzelf lijk me in het land van de behekste technologie te bevinden. Toen ik in Seattle mijn laptop in het stopcontact stak, gaf ie een piepje en ging dood. Het was een stille, maar onverwachte dood. Ik probeerde hem een tiental keer opnieuw op te starten, maar hij deed helemaal niets meer. Ik ben niet materialistisch ofzo, maar dit ws toch wel even een schok, zeker zo vlak voor het schooljaar begin. Ik heb hem op alle manieren proberen te reanimeren, maar de diagnose bij de Geek Squad was fataal. Geen leven meer in en herstellen zou honderden dollars kosten. Wat een begin van een internationaal studieavontuur...

Maar ik ben een beetje vaag bezig, besef ik net. Misschien kan ik beter mijn afgelopen weken een beetje orienteren in de tijd.

8 augustus tot 24 augustus

Pieter en ik vertrekken als verliefde torteltjes naar Canada, zingen en kletsen aan 1 stuk door om de tijd in het vliegtuig en de luchthaven voorbij te laten vliegen, vergeten dat we afscheid van huis hebben genomen en genieten van het idee Canada voor ons alleen te hebben. En jawel, het werd een zalige tijd. Meestal was ik degene die Pieter moest gerust stellen als er even iets mis ging. Een gierige bankautomaat die geen geld wilde geven ondanks verwoedde kaartpogingen, een laatste trein die al vertrokken bleek, koffers die toch wel erg zwaar zijn en kilometers en kilometers door gure buurten van Montreal moeten worden versleept omdat er geen bussen rijden, een vrij slechte organisatie bij het begin van het wereldjeugdcongres in Quebec.

Uiteindelijk is de enige grote tegenvaller in Oost-Canada een diefstal door een gemene Afghaan geweest. Je zou bijna een Amerikaanse haat tegenover Afghanen gaan ontwikkelen, als je niet beter wist. Die Afghaan was Pieters kamergenoot bij het Wereldjeugdcongres en omdat de elektriciteit op mijn kamer even niet meewerkte, laadde ik op Pieters kamer mijn fotobatterijen op tijdens de laatste nacht. De gemene Afghaan (Waffie heette ie, grrr... stoute Waf!) zag zijn kans schoon en vertrok achter onze rug rond middernacht naar huis, nam de sleutels mee zodat we niet meer binnen konden, Pieter dus op mijn kamer moest slapen en Waffie liet niets maar dan ook niets weten. Toen we 's morgens iemand de duer lieten openmaken stootten we op de onaangename verrassing: Waffie weg, zijn spullen weg en... mijn batterijoplader foetsie! Het was een erg dure oplader en de batterijen erin waren ook niet goedkoop. Ik heb hem nog een boze mail gestuurd, maar er is nog geen reactie op gekomen. Moraal van het verhaal: vertrouw geen Afghanen in Canada, zeker niet met batterijopladers!

Tot hier de klaagzang. Maar zoals gezegd, voor de rest hadden we een supertijd. Samen namen we de lift naar het topje van de Tour van Montreal (zo een beetje als de Eifeltoren, maar dan schuin (de hoogste scheve toren ter wereld), zagen diertjes in een amazone-pool- Canada-namaak-ecologiepark Biodome, beklommen gezwind de Mont Royal van meer dan 200 meter hoog om een prachtig uitzicht als beloning te krijgen, verbaasden ons over wat ze allemaal als souvenier omtoveren voor toeristen (zelfs nagelknippers met een canadees blaadje) en werden verliefder en verliefder (wat het afscheid hartverscheurend maakte).

Het Wereldjeugdcongres liep van 10 tot 21 augustus. Ook dat was een leuke tijd (tot Waffie...). We ontmoetten veel nieuwe vrienden (twee Indoniesters, een lieve Argentijn en een vlotte Sri Lankaanse zullen ons altijd bijblijven en bezoeken we misschien wel ooit... hopelijk. Tijdens ons actieproject (van 17 tot 20 augustus verlieten we de universiteitscampus van Quebec om voor vier dagen wildemannen te gaan spelen in de wilde bossen van Quebec. Ecologische wildemannen weliswaar. Ik was toch wel even bang, zeker toen het koppel waar we logeerden doodleuk vertelde over de beren in de bossen. We zagen al meteen taferelen voor ons en lazen voor de zekerheid de 'wat te doen bij beeraanval'-instructies. (Voor wie het ooit nodig heeft: Bij zwarte moet je plat op de grond gaan liggen en doen alsof je dood bent, bij bruine moet je dat vooral niet doen, want dan eten ze je op. Dus onthou goed, als je een beer ziet doe je best eerst een kleurtestje. Gelukkig was onze voorbereiding overbodig. De enige dieren die we zagen waren salamanders, vleermuizen, rupsen en veeeeeeeeeeeeeeeel muggen. En Sparky, de boshond natuurlijk (die we een keer voor een zwarte beer aanzagen). Ons project was het bouwen van een brug in de wildernis. Dus dat deden we! Op drie dagen tijd lag er een zelfgemaakte brug uit boomstammen over het ravijn. Dat hadden wij goed gedaan met ons groepje van 12 internationale jongeren zonder hardwerkervaring. Pieter en ik waren vooral verantwoordelijk voor het ontbloten van bomen. We hebben zes vers gekapte bomen van hun schors ontdaan en 's middags en 's avonds hielpen we met het bereiden van natuurlijke, organische en natuurlijk veggie maaltijden. Het was ons ding wel, zoals je wel kunt verwachten.

24 augustus tot 27 augustus

Hmm, mijn verhaal wordt best lang... en dan ben ik nog niet in de UBC. Ik versnel. Op 24 augustus nam ik afscheid van Pieter in de luchthaven van Montreal, Hij vloog naar Belgie en ik ging de andere richting uit naar Vancouver. De luchthaven was totaal anders dan de vele luchthavens die ik in mijn leven heb gezien, Er stonden totempalen en ik zag twee watervallen in de vertrekhal... Vreemd. Ik sliep voor een nacht in een jeugdhotel waar ik om half 1 's nachts in mijn eentje aankwam. Te voet. Bleek dat jeugdhotel in het seksdistrict van Vancouver te liggen. Daar liep ik mooi met al mijn koffers (eentje op wieltjes, een immense rugzak op mijn rug en een al bijna even zware op mijn buik) langs de roodverlichte ramen en de starende blikken van rondhangende Canadezen. Ik voelde me zo rot en alleen... Niemand die ook maar voorstelde om te helpen met dragen of me te beschermen tegen dronkenlappen. Gelukkig ben ik veilig en zonder al te veel rugproblemen in het jeugdhotel aangekomen. Veel heb ik niet geslapen. Wenen was mijn hoofdbezigheid... naast foto's kijken en mezelf nog droeviger maken. Ik heb die nacht ook aan jullie gedacht, hoe fijn het is om jullie te kennen en waarom ik die goede omgeving en vrienden zomaar achterlaat voor een stad van dronken viezerikken waar niemand me kent, me helpt, me mist of me ook maar ziet staan... Al gauw was ik 1 slapeloos stuk verdriet. Gelukkig duurde het niet al te lang. Om zes uur verloste ik mezelf uit mijn lijden en besloot het gewoon zonder slaap te stellen en iets leuks te gaan doen. In mijn eentje verkende ik de straten rond het hostel in de hoop op avontuur en een zonsopgang. Maar ook dat viel tegen. Veel stadsmensjes blindelings op weg naar werk, beangstigend hoge gebouwen en als enige troost de zoete geur uit de vele Starbucks en Blenz koffieketens (letterlijk op elke hoek!).

Gelukkig kon ik om 9 uur de bus nemen naar Seattle, naar een vriendin die me er zou opwachten en met wie ik nog drie fijne dagen zou beleven over de grens. Seattle:Naar de VS gaan bleek toch niet zo makkelijk als gedacht. De rit hoorde normaal 2 tot 3 uur te duren, maar de bus deed er 5,5 uur over. De grenscontrole was wraakroepend. Eerst moet je bijna een uur wachten op de bussen voor je om vervolgens alle bagage uit de bus te halen en een heel stuk mee te slepen tot de duanepost, daar nog een uur in de rij aanschuiven om dan je vingerafdrukken te laten registreren plus een foto laten nemen. Dan moet de bagage ook nog eens door de scanner en als klap op de vuurpeil moet je nog 6 dollar betalen om de grens over te mogen. En natuurlijk had ik geen Amerikaanse dollars op zak. De Amerikaan achter de balie deed hoogst onvriendelijk en onbeleefd. Hij vond dat ik maar terug naar Canada moest als ik niet op 1,2,3 Amerikaanse dollar naar boven kon toveren. Hij liet me letterlijk links liggen met al mijn bagage, Als ik er niet zelf achter was gekomen dat ik ook met een creditkaart kon betalen, had hij me echt niet doorgelaten. Niet echt een goede eerste indruk van Amerika dus. Mijn vriendin drukte me echter op het hart dat de meeste Amerikanen wel vriendelijk zijn. Ze komt uit Egypte, woont nu al 2 jaar dichtbij Seattle omdat haar man bij Microsoft werkt en heeft het meest schattige zoontje ter wereld. Drie dagen heb ik paard, liedjeszangeres, carrousel en kietelmachine gespeeld voor de zeemzoete kleine Yahia (die net 2 was geworden). Ik genoot er echt van om dat schatje te zien lachen. Met de kinderwagen reden we door de downtownstraten van Seattle om te sitesee"en, merkten dat Yahia hoogtevrees had toen we op de Space Needle stonden en besefte ik dat Seattle niet voor niets vaak de mooiste en groenste plaats van de VS wordt genoemd. Het is er zo proper, groen, vol parken en meren en niet te vergeten... tamme eekhoorntjes. Letterlijk! Toen we in het park wandelen en ik neerknielde kwam er een gewiekste pluimstaart op me af gehuppeld. Hij zat op tien centimeter van mijn schoen en wees naar mijn tas. Zijn kraaloogjes vroegen eten, dus gaf ik hem een stukje banaan. Hij knikte even en zocht rustig een boom op om zijn hapje op te smullen. Moraal van het verhaal: de eekhoorntjes in Seattle komen uit Disneyfilms! 27 augustus tot nu: UBC!

Het was moeilijk om gisteren afscheid te nemen met Yasmine en Yahia en terug op de bus te stappen naar de plek waar ik echt niemand kende. Bovendien had ik net die dag mijn laptop zien sterven en de diagnose gekregen van de Geeks... Dus ik zat de volgende 3 uur (de Canadese grens is menselijker) nogal stilletjes voor me uit te staren en zachtjes te huilen in de bus. Bij de opweg had ik nog leuk gebabbeld met een pokerprofessional uit California, maar bij de terugrit was er niemand die een woord met me deelde. Even later stond ik dus te bibberen op Broadway (een brede straat in het centrum) om er voor de eerste keer mijn bus naar UBC te nemen. Ik heb me al lang niet meer zo nerveus gevoeld. Het was niet makkelijk om met al mijn spullen op de bus te raken (hier kan je trouwens je fiets meenemen vooraan op de bus. Ze maken die vast aan de snuit van de bus. Erg speciaal en ingenieus. Maar goed, een twintigtal minuten later stond ik op de campus. Dit was het dus: een groot gebied wat meer op een stad op zich dan op een universiteit leek: brede straten, winkels, veel parkings, grote doch mooie gebouwen en totaal geen makkelijkmakende pijltjes voor exchangers.

Uiteindelijk vond ik mijn weg op goed geluk en ask the natives. Vreselijk zo een tocht van meer dan 40 minuten zwaar beladen als een ezeltje. Hevig zwetend, vuurrood, buiten adem en lichtelijk doorweekt door de miezerregen was ik toen ik eindelijk bij de residentiebalie aankwam. Je kan mijn ontzetting voor je zien als ik vertel dat ze me doodleuk vertelden dat er iets mis was gegaan mijn early-arrival registratie. Er woonde nog iemand in mijn kamer en ik moest voor de volgende twee dagen maar een hotel zien te vinden ofzo. Ik boos natuurlijk, maar vooral heel erg teleurgesteld. Ok, een ontvangst met spandoeken hoefde niet, op een lieve buddy had ik niet gerekend en dat er geen busje op en af reed tussen hoofdbusstop en residentie (ook al liggen die 40 minuten uit elkaar) tot daar aan toe... maar na al die frustratie ook nog de laan uitgestuurd worden omdat zij iets mis hadden gedaan met de registratie. Sorry hoor, dat werd me even teveel... Ook al word ik niet graag emotioneel in publiek, het leek te helpen. De receptioniste die me net nog wegstuurde, kreeg medelijden en zei de verlossende zin " I'll see what I can do". Ze belden naar het meisje dat nog in mijn kamer woonde en mirakel boven mirakel, die bleek van plan te zijn om over een kwartier uit te checken om vroeger terug naar huis te gaan (er was hier zomeruniversiteit). Dus: ik kon in de kamer!!! De kamer was dan wel niet schoongemaakt, maar daar gaf ik op dat moment niet veel om. Even later bleek het toch wel niet leuk om nog restjes en rondslingerende reclame in mijn nieuwe stekje te vinden. Stekje ja, want mijn kamertje is hoogstens 6 vierkante meter, iets van 2 op 3. Ik heb een bed, een bureau, een bureaulamp, een kastje en een ingebouwde muurkast (en geen plaats om te lopen). Mijn kamer is nu al vol omdat ik de koffers toch ergens moest neerzetten.

Ik deel mijn huis 2710 met nog drie mensen, dus toen ik voor de eerste keer de deur openduwde verwachtte ik een blije kennismaking. Helaas, het huis was heel erg leeg en mensjesloos. Er was wel een zitkamer, een keuken en zelfs een tv-tje, maar niemand om me gezelschao te houden. Om mezelf te troosten ben ik maar meteen mijn kamer uit gelopen nadat ik mijn koffers had neergeplofd en nam de bus terug naar het centrum, zocht een mediamarktachtige superelectronicazaak, kocht er een laptop en ging in het donker terug naar 'huis' met de bus. Nog steeds geen kat, wel vreemde geluiden en hoog, onheilspellend gelach rond middernacht. Ik heb nog altijd geen idee waar het vandaan kon komen, maar het scared the hell out of me, En weeral bleef ik slapeloos... ik geloof dat ik alleen tussen 3 en 5 even ben ingedommeld, om dan wakker te schrikken door mijn gsm (mijn ouders waren even het tijdsverschil vergeten). Ga ik Tuur achterna met mijn sleeplessheid, een neveneffect van Seattle?

Gelukkig was vandaag een heerlijke dag. Veel regen, ik heb me al niet meer zo verregend gevoeld, maar wel veel nieuwe vrienden. De introductiedagen zijn echt een goede zaak, Orientation heet dat hier. Bij de registratie vanochtend kon ik al meteen socializen met een Australische uitwisselingsstudente uit Brisbane die erg veel klaagde over de regen en de kou. Ergens op het pad tussen de immense bookstore en de residentie kwamen we een verdwaald meisje tegen die net als ons een blauw-oranje exchange student draagtas bij zich droeg. Zij vroeg de weg, wij haar naam. Ze bleek familie te zijn van mijn naam: Farah uit Malaysia. Daarna brachten we de rest van de dag samen door en vervoegden ons groepje met een toffe Zuid-Koreaanse die haar paraplu graag deelde. En dat maakt dat ik hier al drie mensen vrij goed heb leren kennen op 1 dag. En jawel, tijdens de openingsceremonie hoorde ik opeens bekende klanken achter mij. Een Nederlandse en een Belgische zaten zomaar toevallig vlak bij me. Heerlijk om nog eens even je eigen taal te spreken, je voelt je meteen veel meer verbonden, ook al ken je elkaar net zo min als je de Chinezen of Mexicanen kent.

Ook hier op de campus werd ik verrast door pluimstaartbeestjes. De drie UBC eekhoorntjes die ik vandaag van dichtbij zag, waren superschattig en mooi. Eentje was volledig zwart. Dat had ik nog nooit gezien. Ik zei lang tegen Pieter dat ik naar Canada ging om wasbeerkoninging te worden, maar eekhoornkoningin zijn lijkt toch een betere bezigheid voor mij hier.

Ik drink nu een heerlijke choco in de Beanery coffee naast mijn huis. Het is al mijn derde sinds ik hier woon, maar het is oh zo lekker! Binnen is het erg gezellig. Er hangen trouwems altijd wel een aantal internat. students rond. Choco brengt troost, maar drink troost met mate, anders krijg je heimwee naar het gewicht dat je had v'oor de uitwisseling...


Op de kermisactiviteiten die Gala International ons vandaag (eendjesvissen) won ik een deken. Handig, want een donsdeken of onderlakens waren natuurlijk niet voorzien in huis en de winter belooft koud te zorden. En de lekkende kraan zal ook nog lang lekken....

Lieverds, vergeet niet dat ik veel aan jullie denk en dat mijn adres hier:Veerle Vrindts 2710-1 Fairview CrescentVancouver, BC V6T2B9

Mijn gsmnummer in Canada is 001 7783205585

Liefs, Veerle

Thanks for visiting!